Er stijgt ongeloof op uit het bureau van mijn collega aan de overkant van de gang - we zitten op een onverdachte afstand van zowat drie maal anderhalve meter. ‘Er moet iets gevallen zijn. Een vijs of zo, lijkt me, maar ik kan het niet goed thuisbrengen.’ Beteuterd laat hij zijn blik afwisselend over de vloer en zijn bureaustoel glijden.
Zolang er hierboven geen vijs los zit, is het wel oké,’ lach ik.
‘Dat kan ik niet beloven,’ repliceert hij, half schertsend. Ik denk aan ons lunchgesprek van enkele weken terug. Zijn heilige schrik om dement te worden. Het zit bij hem namelijk in de familie. Voorlopig is hij nog altijd lucider dan ik. Ik zou zijn brein wel even willen lenen als ik een lastig dossier op mijn bord krijg.
Zolang er hierboven geen vijs los zit, is het wel oké,’ lach ik.
‘Dat kan ik niet beloven,’ repliceert hij, half schertsend. Ik denk aan ons lunchgesprek van enkele weken terug. Zijn heilige schrik om dement te worden. Het zit bij hem namelijk in de familie. Voorlopig is hij nog altijd lucider dan ik. Ik zou zijn brein wel even willen lenen als ik een lastig dossier op mijn bord krijg.